ECLI:NL:HR:2005:AU1988
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht van in Duitsland gedetineerde verdachte en de afwijzing van het verzoek tot aanhouding
In deze zaak gaat het om het aanwezigheidsrecht van een in Duitsland gedetineerde verdachte. De verdachte was gedetineerd in München-Gladbach en zijn raadsman had in januari 2004 verzocht om aanhouding van de zaak, omdat de detentie naar verwachting zou voortduren tot mei 2004. Het hof heeft dit verzoek op de zitting van 24 juni 2004 afgewezen, wat door de Hoge Raad als niet begrijpelijk werd aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheden van internationale rechtshulp en de tijd die daarmee gemoeid zou zijn. Dit is van belang voor de redelijke termijn van berechting, waarbij uitstel in beginsel voor rekening van de verdachte komt.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. De Hoge Raad benadrukt dat de raadsman uitdrukkelijk gemachtigd was om de verdediging te voeren, maar dat dit niet afdoet aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De uitspraak van het hof wordt als onvoldoende gemotiveerd beschouwd, omdat het hof niet heeft vastgesteld of de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak.
De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de verdachte had veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voor diefstal. De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat de zaak opnieuw moet worden behandeld.