ECLI:NL:HR:2005:AU1710
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- H.A.M. Aaftink
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en de rol van het CBB in de toekenning van melkquotum
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een melkveehouder, aangeduid als [eiser], en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor extra melkquotum door de minister, en de vraag of de burgerlijke rechter in deze context een vordering tot toekenning van melkquotum kan toewijzen. De eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een bijzondere hoeveelheid heffingvrij te leveren melk, maar deze was afgewezen op basis van de regels van de Beschikking superheffing 1984 (Bsh). De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de Staat onrechtmatig had gehandeld, maar het gerechtshof had in hoger beroep de vorderingen van de eiser afgewezen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is om een aanspraak op melkquotum te erkennen, omdat dit een beslissing betreft die aan de minister is voorbehouden, en dat de mogelijkheid tot schadevergoeding voor de eiser voldoende rechtsherstel biedt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.