ECLI:NL:HR:2005:AU0889
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gebondenheid aan een vaststellingsovereenkomst in belastingzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De belanghebbende, een ondernemer, had in 1999 zijn onderneming gestaakt en was in geschil met de Belastingdienst over de waardering van een horecapand dat naar het privé-vermogen was overgebracht. De Inspecteur had de waarde van het pand vastgesteld op 90% van de taxatiewaarde, terwijl de belanghebbende een lagere waarde wilde hanteren. Na bezwaar en beroep bij het Hof, dat de zaak ongegrond verklaarde, heeft de belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de belanghebbende gebonden was aan een vaststellingsovereenkomst die was gesloten met de Belastingdienst. De Hoge Raad stelde vast dat, hoewel een vaststellingsovereenkomst bindend is, deze niet belet dat de Inspecteur een voor de belastingplichtige gunstiger regeling kan aanbieden voordat de aanslag onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat als er na de overeenkomst een gunstigere beleidsregel wordt vastgesteld, de belastingplichtige zich op deze nieuwe regel kan beroepen, zelfs als hij eerder een overeenkomst had gesloten.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de mogelijkheid voor belastingplichtigen om zich te beroepen op nieuwe beleidsregels, zelfs na het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, zolang de aanslag nog niet onherroepelijk is.