ECLI:NL:HR:2005:AU0876

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40147
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • A.R. Leemreis
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de mogelijkheid tot mondelinge toelichting door belanghebbende in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.178 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld en enkele klachten aangevoerd.

Belanghebbende verzocht om zijn zaak mondeling toe te lichten, maar de Griffier van de Hoge Raad wees hem erop dat dit alleen kon gebeuren door een advocaat. Ondanks herhaalde waarschuwingen volhardde belanghebbende in zijn verzoek. De Hoge Raad oordeelde dat, gelet op artikel 29c, lid 1, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het verzoek om persoonlijke mondelinge toelichting niet kon worden ingewilligd.

De Hoge Raad beoordeelde de klachten van belanghebbende en concludeerde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 12 augustus 2005 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 40.147
12 augustus 2005
Za
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 6 augustus 2003, nr. 02/03196, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.178, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift in cassatie aangegeven in de gelegenheid te willen worden gesteld om zijn zaak mondeling toe te lichten. De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief gedagtekend 31 oktober 2003 erop gewezen dat bij de Hoge Raad aanhangige zaken slechts kunnen worden toegelicht door een advocaat. Belanghebbende heeft bij brief gedagtekend 21 november 2003 de Griffier laten weten te persisteren bij zijn verzoek om zijn zaak zelf mondeling toe te lichten. Ook nadat de Griffier bij brief gedagtekend 25 november 2003 belanghebbende er nogmaals op heeft gewezen dat een bij de Hoge Raad aanhangige zaak alleen kan worden toegelicht door een advocaat, heeft belanghebbende in zijn brief gedagtekend 8 december 2003 zijn verzoek gehandhaafd.
Gelet op het bepaalde in artikel 29c, lid 1, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, is het verzoek van belanghebbende zijn zaak persoonlijk mondeling toe te lichten niet voor inwilliging vatbaar.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.