ECLI:NL:HR:2005:AU0873

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39826
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.J.J. van Maanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoge Raad oordeelt over de rechtsgeldigheid van een waardebeschikking en de naleving van de Algemene wet bestuursrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 augustus 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardebeschikking van een onroerende zaak gelegen aan de a-straat 1 te Z. De waarde van de onroerende zaak was vastgesteld op ƒ 2.720.000 (€ 1.234.282) voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De belanghebbende, die het niet eens was met deze waardebeschikking, heeft bezwaar gemaakt bij de directeur sector Middelen en Burgerzaken van de gemeente Wassenaar, die de beschikking handhaafde. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de waarde nader vaststelde op ƒ 2.500.000 (€ 1.134.450). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De belanghebbende heeft geklaagd dat bij de uitspraak op bezwaar het bepaalde in artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geschonden. Het Hof oordeelde dat de beschikking was genomen namens de heffingsambtenaar, maar dat de waardebeschikking en het bezwaarschrift door verschillende ambtenaren waren behandeld. De Hoge Raad oordeelde echter dat de redengeving van het Hof niet kon dragen, omdat niet duidelijk was wie de waardebeschikking had opgemaakt. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht.

De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, waarbij de Hoge Raad gelastte dat de gemeente Wassenaar het griffierecht van € 87 aan de belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad benadrukte dat het verwijzingshof moet onderzoeken of het bepaalde in artikel 10:3, lid 3, van de Awb is nageleefd, en dat indien dit niet het geval is, de uitspraak op het bezwaarschrift vernietigd moet worden. De proceskosten werden niet toegewezen, maar het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan de belanghebbende moet worden toegekend.

Uitspraak

Nr. 39.826
12 augustus 2005
ME
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 juni 2003, nr. BK-02/00899, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 2.720.000 (€ 1.234.282).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de directeur sector Middelen en Burgerzaken van de gemeente Wassenaar (hierna: de heffingsambtenaar) bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de waarde nader vastgesteld op ƒ 2.500.000 (€ 1.134.450). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Belanghebbende heeft voor het Hof geklaagd dat bij de uitspraak op bezwaar het bepaalde in artikel 10:3, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is geschonden. Het Hof heeft dienaangaande geoordeeld dat de beschikking is genomen namens de heffingsambtenaar, die ook de uitspraak op het bezwaar heeft ondertekend, maar dat gelet op de ter zitting afgelegde verklaring van de namens de heffingsambtenaar verschenen persoon (door het Hof aangeduid als 'de Inspecteur') de beschikking en het bezwaarschrift door verschillende ambtenaren zijn behandeld. Daarmee heeft het Hof tot uitdrukking willen brengen dat degene die in feite de waardebeschikking heeft vastgesteld een ander is dan degene die in feite de uitspraak op het bezwaar heeft gedaan (vgl. HR 8 februari 2002, nr. 36234, BNB 2002/138, onderdeel 3.6).
De door het Hof gebezigde redengeving 'Gelet op de ter zitting afgelegde verklaring van de Inspecteur' kan zijn oordeel evenwel niet dragen.
Volgens het proces-verbaal van de zitting van het Hof heeft de aldaar namens de heffingsambtenaar verschenen persoon over dit punt verklaard dat de bestreden uitspraak is ondertekend door de heffingsambtenaar, en vervolgens: "Deze heeft weliswaar tevens de afgegeven beschikking opgemaakt, maar feitelijk is de bestreden uitspraak door een andere ambtenaar opgemaakt." Daarmee is echter niets gezegd over wie in feite de waardebeschikking heeft opgemaakt, zodat niet begrijpelijk is dat het Hof op grond van deze verklaring heeft kunnen oordelen dat degene die in feite de waardebeschikking heeft vastgesteld een ander is dan degene die in feite de uitspraak op het bezwaar heeft gedaan.
De op het vorenstaande gerichte in middel 2 besloten liggende klacht slaagt derhalve.
3.2. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek of het bepaalde in artikel 10:3, lid 3, Awb is nageleefd. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal de uitspraak op het bezwaarschrift moeten worden vernietigd en zal opnieuw, en dan in overeenstemming met dat voorschrift, uitspraak op het bezwaarschrift moeten worden gedaan. De middelen behoeven in verband hiermee voor het overige verder geen behandeling. Mocht dat voorschrift wel zijn nageleefd, dan zal het verwijzingshof de zaak opnieuw met betrekking tot het materiële geschilpunt moeten behandelen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Wassenaar aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.