ECLI:NL:HR:2005:AU0869
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvermoedens in vennootschapsbelastingzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1995 was verminderd. De Inspecteur had aanvankelijk een aanslag opgelegd van ƒ 206.662, maar na bezwaar was deze verlaagd tot ƒ 186.205. X B.V. ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verder verlaagde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en X B.V. werd vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Hertoghs, advocaat te Breda.
De Hoge Raad behandelt de klachten van X B.V. over de bewijsvermoedens die het Hof in zijn uitspraak heeft gehanteerd. Het middel stelt dat het Hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de feitelijke grondslag van de vermoedens dat betalingen per kas zijn gedaan. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de bewijslast correct heeft verdeeld en dat X B.V. niet voldoende tegenbewijs heeft geleverd. De Hoge Raad wijst erop dat het aan X B.V. was om tegenbewijs te presenteren, wat niet is gebeurd. De overige klachten van X B.V. worden eveneens verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie.
De Hoge Raad concludeert dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005, en de uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.