ECLI:NL:HR:2005:AU0864
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 inzake optieverzoeken voor verhuur aan overheidsinstanties
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2001. De zaak betreft een verzoek om toepassing van artikel 11, lid 1, letter b, aanhef en onder 5°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB'68). Belanghebbende heeft op 30 mei 1996 een verzoek ingediend bij de Inspecteur voor ontheffing van de vrijstelling van de omzetbelasting met betrekking tot de verhuur van een kantoorpand aan de Gemeenschappelijke Regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst R (GGD) en de gemeente Q. Dit verzoek werd door de Inspecteur afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de verhuur is ingegaan na de inwerkingtreding van de Wet van 18 december 1995, Stb. 659, en dat het Hof terecht het beroep van belanghebbende op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel heeft afgewezen. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.
De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.