ECLI:NL:HR:2005:AT9091

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/168HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake cassatie in een geschil over ontbinding van koop- en licentieovereenkomsten met betrekking tot rozenplanten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee eiseressen en drie verwerende partijen over de ontbinding van koop- en licentieovereenkomsten met betrekking tot 37.000 rozenplanten. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, zijn in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, die hen bij verstek had veroordeeld. De verwerende partijen, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, hadden de eiseressen gedagvaard en vorderden onder andere ontbinding van de overeenkomsten en schadevergoeding. De rechtbank had de vorderingen toegewezen, maar de eiseressen kwamen in verzet tegen dit verstekvonnis.

In de procedure in hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte en heeft het op verzoek van de eiseressen bepaald dat tegen het tussenarrest beroep in cassatie kon worden ingesteld. Uiteindelijk hebben beide partijen cassatieberoep ingesteld, waarbij de eiseressen het principale beroep en de verwerende partijen het incidentele beroep hebben ingesteld. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van beide beroepen.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2005 het beroep van de eiseressen en het incidentele beroep van de verwerende partijen verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

9 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/168HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
2. [Eiseres 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
incidenteel verweersters,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2] en
3. [Verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
incidenteel eisers,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 28 december 1999 eiseressen tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [eiseres 1] en [eiseres 2], dan wel gezamenlijk: [eiseres] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te ontbinden de tussen [verweerder] c.s. en [eiseres 1] gesloten overeenkomst van koop en verkoop met betrekking tot 37.000 rozenplanten;
II. te ontbinden de tussen [verweerder] c.s. en [eiseres 2] gesloten licentieovereenkomst met betrekking tot deze planten;
III. [eiseres 1] te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van schadevergoeding aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van € 202.929,94 (ƒ 447.198,73), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 1999 tot de dag der algehele voldoening, en
IV. [eiseres] c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Nadat [eiseres] c.s. niet waren verschenen, heeft de rechtbank bij verstekvonnis van 23 februari 2000 de vorderingen van [verweerder] c.s. toegewezen.
Bij exploot van 15 maart 2000 zijn [eiseres] c.s. in verzet gekomen tegen voormeld verstekvonnis en hebben zij in conventie gevorderd hen te ontheffen van de veroordelingen tegen hen uitgesproken bij voormeld verstekvonnis met niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] c.s. in hun vorderingen, althans met ontzegging van hen daarin. Voorts hebben zij in reconventie gevorderd:
1. [verweerder] c.s. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres 2] te betalen een bedrag van € 30.724,32 (ƒ 67.707,50), te vermeerderen met de contractuele rente ter hoogte van de wettelijke rente plus 2% vanaf 23 februari 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [verweerder] c.s. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres 1] te betalen een bedrag van € 25.874,30 (ƒ 56.874,30), te vermeerderen met de contractuele rente van 1% vanaf 23 oktober 1998 tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [verweerder] c.s. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres 1] te betalen een bedrag van € 3.871,27 (ƒ 8.531,15) ter zake van gerechtelijke en buitengerechtelijke incassokosten, en
4. [verweerder] c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure in reconventie.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 13 maart 2002, hersteld bij vonnis van 24 april 2002, in conventie het vonnis waartegen verzet vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen afgewezen en in reconventie de vorderingen onder 1. en 2. toegewezen en [verweerder] c.s. in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] c.s. veroordeeld.
Tegen het vonnis van 13 maart 2002 hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenarrest van 19 februari 2004 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van beide partijen en bij beschikking van 29 april 2004 op verzoek [eiseres] c.s. bepaald dat tegen het tussenarrest beroep in cassatie kan worden ingesteld voordat het eindarrest wordt gewezen.
Het arrest van 19 februari 2004 en de beschikking van 29 april 2004 van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidentele beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 9 september 2005.