ECLI:NL:HR:2005:AT9091
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake cassatie in een geschil over ontbinding van koop- en licentieovereenkomsten met betrekking tot rozenplanten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee eiseressen en drie verwerende partijen over de ontbinding van koop- en licentieovereenkomsten met betrekking tot 37.000 rozenplanten. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, zijn in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, die hen bij verstek had veroordeeld. De verwerende partijen, vertegenwoordigd door mr. P.J.L.J. Duijsens, hadden de eiseressen gedagvaard en vorderden onder andere ontbinding van de overeenkomsten en schadevergoeding. De rechtbank had de vorderingen toegewezen, maar de eiseressen kwamen in verzet tegen dit verstekvonnis.
In de procedure in hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte en heeft het op verzoek van de eiseressen bepaald dat tegen het tussenarrest beroep in cassatie kon worden ingesteld. Uiteindelijk hebben beide partijen cassatieberoep ingesteld, waarbij de eiseressen het principale beroep en de verwerende partijen het incidentele beroep hebben ingesteld. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van beide beroepen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 september 2005 het beroep van de eiseressen en het incidentele beroep van de verwerende partijen verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.