ECLI:NL:HR:2005:AT9071

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00550/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2005 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een vonnis van de Rechtbank te Maastricht. De aanvrager, geboren in 1959 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe bewijsmiddelen waren die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszitting aan het licht waren gekomen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat voor een herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nieuwe omstandigheden moeten worden aangetoond die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrage tot herziening voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv, omdat deze geen relevante nieuwe feiten of bewijsmiddelen bevatte die de herziening konden rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

28 juni 2005
Strafkamer
nr. 00550/05 H
AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 17 februari 2004, nummer 03/005727-03, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, ten tijde van het indienen van de herzieningsaanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 sub a van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrage behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 28 juni 2005.