ECLI:NL:HR:2005:AT9071
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2005 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een vonnis van de Rechtbank te Maastricht. De aanvrager, geboren in 1959 en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe bewijsmiddelen waren die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszitting aan het licht waren gekomen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat voor een herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nieuwe omstandigheden moeten worden aangetoond die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrage tot herziening voldeed niet aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv, omdat deze geen relevante nieuwe feiten of bewijsmiddelen bevatte die de herziening konden rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.