ECLI:NL:HR:2005:AT9055
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de beëindiging van de arbeidsverhouding tussen een tennisvereniging en een tennislerares
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen een tennisvereniging, L.T.C. "De Klinkaert", en een tennislerares, aangeduid als [eiseres]. De Hoge Raad behandelt de cassatie van [eiseres] tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een eerdere procedure had geoordeeld dat [eiseres] niet gehouden was om de bedongen arbeid persoonlijk te verrichten. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 10 november 2000, waarin het vonnis van de rechtbank te Breda werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn taak als verwijzingsrechter niet correct heeft uitgevoerd. Het hof had zich moeten beperken tot de vraag of [eiseres] gehouden was de arbeid persoonlijk te verrichten. De Hoge Raad stelt vast dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding op 1 september 1997 was geëindigd, terwijl dit in eerdere procedures niet was bestreden. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en het vonnis van de kantonrechter, en oordeelt dat [eiseres] recht heeft op doorbetaling van haar loon van 1 november 1996 tot en met 31 maart 1999.
De Hoge Raad veroordeelt De Klinkaert tot betaling van € 2.972,26 bruto per maand aan [eiseres], vermeerderd met wettelijke rente over de opeisbare maandbedragen. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] begroot op een totaalbedrag van € 2.452,09 in eerste aanleg en hoger beroep, en € 2.798,89 in cassatie.