ECLI:NL:HR:2005:AT8784

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/141HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over alimentatie en voortgezet gebruik van echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding, waarbij de vrouw verzoekt om kinderalimentatie en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De vrouw heeft op 6 januari 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Utrecht, waarin zij echtscheiding, kinderalimentatie en het recht op de echtelijke woning verzoekt. De man heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek om de echtelijke woning aan hem toe te wijzen. De rechtbank heeft op 14 januari 2004 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man € 129,-- per maand per kind aan de vrouw moet betalen, en dat de vrouw gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheiding in de echtelijke woning mag blijven wonen. Het verzoek om partneralimentatie is afgewezen.

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waarin zij verzocht om een partneralimentatie van € 525,-- per maand. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om het recht van de vrouw om in de echtelijke woning te blijven tot 15 oktober 2004. Het hof heeft op 30 september 2004 de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de man € 525,-- per maand moet betalen als de vrouw en kinderen de woning verlaten.

Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht om het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 4 november 2005 de klachten van de man niet gegrond verklaard en het beroep verworpen, zonder nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

4 november 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/141HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 6 januari 2003 gedateerd verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de rechtbank te Utrecht en verzocht echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken, een kinderalimentatie vast te stellen en te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning.
De man heeft een verweerschrift ingediend en daar-bij zelfstandig verzocht de echtelijke woning aan hem toe te wijzen.
De vrouw heeft het zelfstandig verzoek van de man bestreden en harerzijds nog aanvullend verzocht een partneralimentatie van € 525,-- per maand ten laste van de man vast te stellen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 januari 2004 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en voorts - voor zover in cassatie van belang - bepaald dat de man aan de vrouw kinderalimentatie van € 129,-- per maand per kind moet betalen, dat de vrouw gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingbeschikking bevoegd is in de echtelijke woning te blijven wonen en de tot de inboedel behorende zaken te blijven gebruiken op de voorwaarde dat de vrouw die woning op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking bewoont, en het verzoek tot vaststelling van een partneralimentatie afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Daarbij heeft zij verzocht - met vernietiging van de bestreden beschikking - te bepalen dat de man, met ingang van de dag dat zij niet meer over de echtelijke woning als woonruimte kan beschikken, als bijdrage in het levensonderhoud een bedrag van € 525,-- bruto per maand zal betalen.
De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij hij heeft verzocht te bepalen dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om tot uiterlijk 15 oktober 2004 in de echtelijke woning te blijven wonen.
Bij beschikking van 30 september 2004 heeft het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover daarbij het verzoek van de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud te bepalen met ingang van het moment dat zij de echtelijke woning zal hebben verlaten, vernietigd en bepaald dat de man met ingang van het moment dat de vrouw en de kinderen de voormalige echtelijke woning zullen hebben verlaten € 525,-- per maand in het levensonderhoud van de vrouw zal voldoen en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen dan wel de man daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van verzoeker heeft bij brief van 11 juli 2005 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 november 2005.