ECLI:NL:HR:2005:AT8305
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Noodweerexces bij poging zware mishandeling na aanhouding wegens winkeldiefstal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot zware mishandeling. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 november 2002 werd de verdachte, samen met een mededader, geconfronteerd met een persoon die verdacht werd van winkeldiefstal. Nadat deze persoon uit de winkel was gezet, probeerde hij herhaaldelijk weer naar binnen te komen. Tijdens de laatste poging gaf hij de verdachte een klap in het gezicht, waarna de verdachte en zijn mededader hem meerdere keren hebben geslagen en geschopt.
De verdachte voerde in hoger beroep aan dat hij handelde in een noodweerexcessituatie, omdat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte en zijn mededader niet in een situatie van noodzakelijke verdediging verkeerden. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld. Het beroep op noodweerexces was niet aan de orde, omdat de verdediging niet noodzakelijk was.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en handhaafde de veroordeling van de verdachte. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een beroep op noodweer en noodweerexces kan worden gedaan, en dat de noodzaak van verdediging moet worden aangetoond.