ECLI:NL:HR:2005:AT8300

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02275/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder door de Politierechter veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De veroordeling betrof onder andere het rijden zonder verzekering en overtredingen van verkeersregels. De Hoge Raad oordeelde dat er geen beroep in cassatie openstond tegen de veroordeling voor de overtreding van artikel 30 van de Wegenverkeerswet, omdat de opgelegde geldboete van € 250,- onder de drempel valt waarvoor cassatie mogelijk is. De verdachte had bovendien niet tijdig een schriftuur met middelen van cassatie ingediend, waardoor hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor de veroordeling ter zake van de overtreding onder 3, en dat het beroep voor het overige verworpen moest worden. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Uitspraak

13 september 2005
Strafkamer
nr. 02275/04
AGJ/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 februari 2004, nummer 22/002602-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 24 juli 2002 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd" en 3. "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede rijden op een weg zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld ten aanzien van feit 1 en 2 tot zes weken gevangenisstraf en ten aanzien van feit 3 tot het betalen van een geldboete van € 250,-, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Biemond, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de verdachte in het beroep tegen de bestreden uitspraak voor wat betreft de veroordeling ter zake van de overtreding onder 3 niet-ontvankelijk wordt verklaard en het beroep voor het overige wordt verworpen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Het bestreden arrest heeft voor wat betreft feit 3 betrekking op een overtreding (art. 30, vierde lid, WAM). Het Hof heeft ter zake van dat feit een geldboete van € 250,- subsidiair vijf dagen hechtenis opgelegd.
Ingevolge art. 427 Sv staat tegen arresten van gerechtshoven betreffende overtredingen beroep in cassatie niet open indien (a) met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel werd opgelegd of (b) geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes zijn opgelegd, tot een gezamenlijk maximum - van € 250,-, tenzij het arrest een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
3.2. Hieruit volgt dat tegen de bestreden uitspraak voor wat betreft de ten aanzien van feit 3 gegeven beslissingen geen beroep in cassatie heeft opengestaan, zodat de verdachte in zoverre niet in het ingestelde beroep kan worden ontvangen. Het middel, dat uitsluitend betrekking heeft op de motivering van de bewezenverklaring van dat feit, moet dus buiten bespreking blijven.
3.3. Nu de verdachte tegen de bestreden uitspraak voorzover daartegen beroep in cassatie openstaat, niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 13 september 2005.