ECLI:NL:HR:2005:AT8250

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/033HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen biologische vader en niet-erkende minderjarige kinderen in het kader van artikel 8 EVRM

In deze zaak gaat het om een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling tussen een biologische vader en zijn twee niet-erkende minderjarige kinderen. De vader, aangeduid als de man, heeft op 28 december 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage. Hij verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen, geboren uit zijn relatie met de vrouw, die als verzoekster tot cassatie optreedt. De vrouw heeft het verzoek bestreden, wat leidde tot een juridische strijd over de omgangsregeling.

De rechtbank verklaarde de man bij beschikking van 19 april 2002 niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 27 november 2002 de bestreden beschikking vernietigd en de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het hof heeft ook een informatieregeling vastgesteld en de raad voor de kinderbescherming om rapport en advies verzocht. Uiteindelijk heeft het hof op 8 december 2004 een eindbeschikking gedaan, waarin een omgangsregeling werd vastgesteld. De man mocht de kinderen een zaterdag in de veertien dagen van 10.00 tot 17.00 uur bij zich hebben.

De vrouw heeft tegen deze eindbeschikking beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 14 oktober 2005 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de beschikking is gegeven door de vice-president en de andere raadsheren.

Uitspraak

14 oktober 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/033HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. L. van Hoppe.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 28 december 2001 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht een omgangsregeling te treffen tussen hem en uit zijn relatie met verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - geboren twee kinderen: [kind 1] en [kind 2], respectievelijk geboren op [geboortedatum] 1996 en [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats].
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 19 april 2002 de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek verklaard.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenbeschikking van 27 november 2002 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd, de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het treffen van een omgangsregeling tussen hem en de twee kinderen, alsmede in zijn verzoek tot het vaststellen van een informatieregeling met betrekking tot deze kinderen, een informatieregeling bepaald zoals in deze beschikking is omschreven en de raad voor de kinderbescherming om rapport en advies verzocht. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde eindbeschikking van 8 december 2004 heeft het hof een omgangsregeling bepaald, inhoudende dat de man de kinderen een zaterdag in de veertien dagen van 10.00 tot 17.00 uur bij zich mag hebben en het meer of anders verzochte afgewezen.
Beide beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 4 juli 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 14 oktober 2005.