ECLI:NL:HR:2005:AT8244

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/273HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanspraak werknemer op suppletie van AAW/WAO-uitkering en goed werkgeverschap

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil waarbij de eiser, een werknemer, aanspraak maakt op suppletie door de werkgever van zijn AAW/WAO-uitkering. De werknemer heeft de werkgever gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en vorderde onder andere een betalingsspecificatie en betaling van een bedrag van ƒ 38.584,97, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van een specificatie, maar heeft de overige vorderingen afgewezen. De werknemer ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Hierna heeft de werknemer cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de werknemer niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de werknemer in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op € 173,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 21 oktober 2005.

Uitspraak

21 oktober 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/273HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 27 september 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad terzake en ten titel als in het lichaam van de dagvaarding vermeld, [verweerster] te veroordelen tot:
- overlegging van een betalingsspecificatie waaruit het bruto equivalent van het aan [eiser] betaalde onder punt 19 van de dagvaarding genoemde bedrag van ƒ 15.623,34 netto kan worden afgeleid, en
- betaling aan [eiser] van een bedrag van ƒ 38.584,97 (€ 17.509,10), te vermeerderen met de maximaal ingevolge de wet toegestane verhoging van 50% over het achterstallig salaris op de voet van het bepaalde in art. 7:625 BW, te vermeerderen met het verschil tussen ƒ 15.623,34 (€ 7.089,56) netto en het bruto equivalent daarvan, te vermeerderen tevens met de wettelijke rente over het totaal van voormelde bedragen vanaf 1 oktober 1999 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 30 augustus 2002 [verweerster] veroordeeld om aan [eiser] te verstrekken een specificatie waaruit het bruto equivalent van het aan [eiser] betaalde bedrag van ƒ 15.623,34 netto kan worden afgeleid, [verweerster] veroordeeld in de proceskosten, het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 29 april 2004 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerster] mede door mr. M.B. Kerkhof, advocaat bij de Hoge Raad
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 173,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 21 oktober 2005.