ECLI:NL:HR:2005:AT8237

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/108HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen man en vrouw

In deze zaak verzocht de vrouw, hierna aangeduid als de verzoekster, de rechtbank Breda om echtscheiding en een onderhoudsbijdrage van € 3.000,-- per maand van de man, hierna aangeduid als de verweerder. Het verzoekschrift werd op 13 maart 2003 ingediend. De rechtbank heeft op 22 mei 2003 de echtscheiding uitgesproken en het alimentatieverzoek van de vrouw toegewezen. De man heeft geen verweerschrift ingediend en ging in hoger beroep tegen deze beschikking bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Het hof verklaarde de man op 29 juni 2004 niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor wat betreft de echtscheiding, maar vernietigde de beschikking van de rechtbank voor zover deze de vrouw het recht gaf om de woning te blijven bewonen. Het hof wees het verzoek van de vrouw om het gebruik van de voormalige echtelijke woning af en bekrachtigde de beschikking voor het overige. De man ging in cassatie tegen de beslissing van het hof, specifiek met betrekking tot de alimentatie. De vrouw verscheen niet in cassatie.

De Hoge Raad, onder leiding van vice-president J.B. Fleers, heeft op 16 september 2005 de klachten van de man in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking van het hof bleef daarmee in stand.

Uitspraak

16 september 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/108HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. F.A.M. van Bree,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 maart 2003 ter griffie van de rechtbank te Breda ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - uit te spreken en - voor zover in cassatie nog van belang - de door de man aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage vast te stellen op € 3.000,-- per maand.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 mei 2003 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het alimentatieverzoek van de vrouw toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 29 juni 2004 heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Breda van 22 mei 2003, voor zover gericht tegen de uitgesproken echtscheiding, voormelde beschikking vernietigd, voorzover daarin is bepaald dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, en in zoverre opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vrouw met betrekking tot het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning alsnog afgewezen en heeft voormelde beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man, wat de vaststelling van de alimentatie voor de vrouw betreft, beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw is in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 16 september 2005.