ECLI:NL:HR:2005:AT8190
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Gebruik van lesvliegtuigen en accijnsheffing in de luchtvaart
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin het Hof het beroep ongegrond verklaarde met betrekking tot naheffingsaanslagen in de accijns van minerale oliën, brandstoffenbelasting en voorraadheffing. De naheffingsaanslagen betroffen een periode van 1 december 1997 tot en met 31 augustus 2000 en waren opgelegd na bezwaar tegen eerdere uitspraken van de Inspecteur. X B.V. exploiteert een luchtvaartbedrijf en stelde vliegtuigen ter beschikking voor lesdoeleinden aan leerlingen die wilden leren vliegen. De discussie in deze zaak draait om de vraag of het gebruik van de vliegtuigen door de leerlingen kan worden gekwalificeerd als gebruik voor commerciële doeleinden, wat zou betekenen dat de vrijstelling van accijns niet van toepassing is.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de leerlingen het gebruik van de vliegtuigen genieten voor privé-doeleinden en niet voor commerciële doeleinden. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten dat de leerlingen een overeenkomst aangaan met een instructeur en dat de vergoeding voor de les aan de instructeur wordt betaald, terwijl X B.V. enkel zorg draagt voor de beschikbaarstelling van het vliegtuig en de brandstof. De Hoge Raad concludeert dat het middel van X B.V. niet kan leiden tot cassatie, omdat het Hof de relevante bepalingen van de Wet op de accijns en de Europese Richtlijn correct heeft geïnterpreteerd.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 24 juni 2005, met de vice-president als voorzitter en vier raadsheren.