ECLI:NL:HR:2005:AT8044
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van uitlevering aan Turkije voor betrokkenheid bij de handel in ecstasypillen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2005 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de uitlevering van een persoon aan de Republiek Turkije. De uitlevering is aangevraagd in verband met de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de invoer en/of de handel in ecstasypillen. De Hoge Raad oordeelt dat de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd, zowel onder de Turkse wetgeving als onder het Nederlandse recht strafbaar zijn, en dat er voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdediging, die stelden dat de uitlevering ontoelaatbaar zou moeten worden verklaard, verworpen. Deze argumenten omvatten onder andere de stelling dat de overgelegde stukken niet voldeden aan de wettelijke vereisten en dat er sprake zou zijn van schending van het recht op een eerlijk proces volgens artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad concludeert dat de door de verzoekende Staat overgelegde stukken voldoen aan de vereisten en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de uitlevering in de weg staan. De Hoge Raad verklaart de uitlevering toelaatbaar, met uitzondering van de productie van verdovende middelen, waarvoor de uitlevering eerder al ontoelaatbaar was verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de vice-president en vier raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.