ECLI:NL:HR:2005:AT7940
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens het uitgeven van valse bankbiljetten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Roermond. De aanvrager was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten, waarvan hij wist dat ze vals waren. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. J. Ruijs, advocaat te Helmond, namens de aanvrager, die in 1968 geboren is en ten tijde van de indiening in een onbekende woonplaats verbleef.
De aanvrage tot herziening is gebaseerd op de stelling dat de aanvrager de valse Duitse bankbiljetten had ontvangen van twee onbekende personen, die hem hadden gevraagd om deze te wisselen voor Nederlandse bankbiljetten. De aanvrager stelde dat als deze informatie bekend was geweest tijdens het oorspronkelijke proces, dit mogelijk had geleid tot een vrijspraak of een minder zware straf. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen bewijs was bijgevoegd dat de gestelde omstandigheden kon onderbouwen.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het indienen van een herzieningsverzoek en de strikte eisen die daaraan gesteld worden.