ECLI:NL:HR:2005:AT7645
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Betaling in vreemde valuta op veerboot geen afzonderlijke prestatie in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en letter i, van de Wet op de omzetbelasting 1968
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 juli 1999 tot en met 31 december 1999. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 70.986, met een boete van ƒ 3549. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de naheffingsaanslag tot ƒ 22.930. De boetebeschikking werd eveneens vernietigd. Belanghebbende ging vervolgens in cassatie tegen de uitspraak van het Hof.
De zaak betreft een winkel aan boord van een schip dat passagiers van Nederland naar Engeland vervoert. Klanten konden hun aankopen in zowel Nederlandse guldens als Britse ponden betalen. De prijzen waren in beide valuta aangegeven, met een wisselkoers vermeld bij de kassa. Het Hof oordeelde dat er sprake was van één prestatie, namelijk de levering van een goed, en dat er geen afzonderlijke dienst was in de vorm van het accepteren van Britse ponden. Dit oordeel werd niet als onjuist of onvoldoende gemotiveerd beschouwd door de Hoge Raad.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat er geen sprake was van meer dan één prestatie, en dat de middelen van belanghebbende faalden. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd uitgesproken op 17 juni 2005 door de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens en J.W. van den Berge.