ECLI:NL:HR:2005:AT7551
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van twee voorwaardelijk opgelegde straffen. De verdachte, geboren in Marokko in 1981, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het hof dat de tenuitvoerlegging van de straffen moest plaatsvinden. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging, en dat het hof nader onderzoek had moeten doen naar eerdere beslissingen over deze straffen.
Het hof had in zijn arrest overwogen dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt, wat leidde tot de beslissing om de tenuitvoerlegging te gelasten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet tot nader onderzoek gehouden was en dat het oordeel van het hof niet onjuist of onbegrijpelijk was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie. De uitspraak van het hof bleef daarmee in stand, en de verdachte werd veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf, met inachtneming van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat de rechter niet altijd verplicht is om nader onderzoek te doen naar eerdere beslissingen in vergelijkbare zaken.