ECLI:NL:HR:2005:AT7344

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00877/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake verduistering door een werknemer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, veroordeeld voor medeplegen van verduistering, had een gevangenisstraf van twee jaren opgelegd gekregen. De Rechtbank had ook een betalingsverplichting aan de benadeelde partij opgelegd. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M. Dorgelo, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in 1972 was geboren en woonachtig was in [woonplaats].

De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. Volgens artikel 457 Sv kan een herziening alleen worden aangevraagd op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszitting zijn gepresenteerd. De aanvrage tot herziening moet ook een opgave van deze bewijsmiddelen bevatten. In dit geval ontbrak een dergelijke opgave in de aanvrage, waardoor de Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was.

De Hoge Raad verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand blijft. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van voldoende bewijs bij een herzieningsverzoek en de strikte eisen die daaraan worden gesteld.

Uitspraak

31 mei 2005
Strafkamer
nr. 00877/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Amsterdam, van 11 november 2004, nummer 13/123284-03, ingediend door mr. M. Dorgelo, advocaat te Amsterdam namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van "medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft" veroordeeld tot twee jaren gevangenisstraf. Voorts heeft de Rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de aanvrager een betalingsverplichting opgelegd een en ander als in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier G.J.M. van Wijk, en uitgesproken op 31 mei 2005.