ECLI:NL:HR:2005:AT7342

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00555/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter te Zwolle-Lelystad. De aanvrager was veroordeeld tot een geldboete van € 103,- voor een overtreding van het Binnenvaartpolitiereglement (artikel 8.01/1 BPR). De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er nieuwe omstandigheden waren die niet tijdens de oorspronkelijke rechtszitting aan het licht waren gekomen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat voor een herziening, volgens artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, nieuwe bewijsmiddelen moeten worden overlegd die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bewijsmiddelen eerder bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De aanvrage tot herziening voldeed niet aan deze eisen, omdat er geen opgave van bewijsmiddelen was bijgevoegd die de gestelde nieuwe omstandigheden konden onderbouwen. Hierdoor kon de aanvrage niet worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij een herzieningsverzoek en de strikte eisen die daaraan worden gesteld.

Uitspraak

31 mei 2005
Strafkamer
nr. 00555/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Zwolle-Lelystad, sector Kanton, locatie Zwolle, van 28 mei 2004, nummer 07/530263-04, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde bij artikel 8.01/1 BPR" (Binnenvaartpolitiereglement) veroordeeld tot een geldboete van € 103,- subsidiair twee dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. De aanvrage bevat geen opgave van bewijsmiddelen waaruit van de daarin genoemde omstandigheid kan blijken. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 mei 2005.