ECLI:NL:HR:2005:AT7334
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding in erfgenamenzaak
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, de gezamenlijke erfgenamen van [betrokkene 1] aangeklaagd in cassatie. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een dagvaarding van 5 januari 1993, waarin eiser vorderingen heeft ingesteld tegen [betrokkene 1] wegens onrechtmatig handelen. De rechtbank te Arnhem heeft op 10 december 1998 de vorderingen van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 oktober 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering nodig geacht, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.