ECLI:NL:HR:2005:AT7330

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/165HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vordering tot betaling door eiseres tegen verweerster na afwijzing in feitelijke instanties

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden met een vordering tot betaling van een bedrag van ƒ 89.066,07, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen en getuigenverhoren de vordering afgewezen bij eindvonnis op 13 december 2000. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 17 september 2003 de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof, waarbij verweerster niet is verschenen.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat geen nadere motivering vereist is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op nihil. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2005 door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

24 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/165HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 19 mei 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en, na wijziging en vermeerdering van eis bij conclusie van repliek, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van ƒ 89.066,07, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding, de kosten van de gelegde beslagen daaronder begrepen.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 januari 2000 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 17 mei 2000 [eiseres] tot bewijslevering toegelaten. Na gehouden getuigenverhoren heeft de rechtbank bij eindvonnis van 13 december 2000 de vordering afgewezen.
Tegen de vonnissen van 17 mei 2000 en 13 december 2000 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 17 september 2003 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 24 juni 2005.