ECLI:NL:HR:2005:AT7310
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Weigering van medewerking aan klinische observatie in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Nieuw Vosseveld' te Vught, was eerder door het Hof veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf voor poging tot doodslag. Daarnaast was de verdachte ter beschikking gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. De vordering van de benadeelde partij was eveneens toegewezen, met een opgelegde betalingsverplichting aan de verdachte.
Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.P. Hamer. De kern van het cassatiemiddel betrof de klacht dat het Hof onjuist had geoordeeld over de weigering van de verdachte om medewerking te verlenen aan een klinische observatie, zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat het beroep verworpen moest worden, en deze conclusie werd door de Hoge Raad overgenomen.
De Hoge Raad oordeelde dat de stelling van de verdachte, dat er geen sprake was van een weigerende observandus omdat hij wel instemde met een ambulant onderzoek, geen steun vond in de wetsgeschiedenis. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof bleef daarmee in stand, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.