ECLI:NL:HR:2005:AT7206
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad oordeelt over gebruikelijk loon voor dga met parttime dienstbetrekking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende was opgelegd voor het jaar 2000, waarbij het belastbaar inkomen was vastgesteld op ƒ 165.776. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag verlaagd tot een belastbaar inkomen van ƒ 125.776.
Belanghebbende was in dienstbetrekking bij A met een deeltijdaanstelling van vier dagen per week en was tevens enig aandeelhouder en werknemer van B B.V. De activiteiten van de BV omvatten onder andere het geven van lezingen en het schrijven van boeken. De Hoge Raad heeft in cassatie vastgesteld dat de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een gebruikelijk loon van ƒ 84.000 in aanmerking had genomen, wat leidde tot een verhoging van het belastbaar inkomen met ƒ 59.523. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de stellingen van de Inspecteur onjuist had begrepen en dat de conclusie van het Hof over het gebruikelijke loon onbegrijpelijk was.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, maar dat het verwijzingshof moest beoordelen of belanghebbende recht had op een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof.