ECLI:NL:HR:2005:AT7204

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40740
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoogde stakingsvrijstelling voor belastingplichtige van 55 jaar en ouder

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 maart 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 267.017, waarvan een bedrag van ƒ 177.933 belast was naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van ƒ 258.287. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende zijn onderneming heeft gestaakt op 15 augustus 2000, op een moment dat hij nog niet de leeftijd van 55 jaar had bereikt. Dit oordeel is in cassatie niet bestreden. Het Hof heeft met juistheid geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een verhoging van de vrijstelling van artikel 8, lid 1, letter d, van de Wet met ƒ 25.000. De middelen die deze oordelen bestrijden, falen derhalve.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.

Uitspraak

Nr. 40.740
10 juni 2005
PV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 maart 2004, nr. BK-02/04234, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 267.017, waarvan een bedrag van ƒ 177.933 belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 258.287, waarvan een bedrag van ƒ 177.933 belast naar het tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat belanghebbende zijn onderneming heeft gestaakt op 15 augustus 2000, op welke datum belanghebbende nog niet de leeftijd van 55 jaar had bereikt. Hiervan uitgaande heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een verhoging van de vrijstelling van artikel 8, lid 1, letter d, van de Wet met ƒ 25.000.
De middelen, die deze oordelen bestrijden, falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2005.