ECLI:NL:HR:2005:AT6835

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/236HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake een geschil over een overeenkomst tot levering van planten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser] en [Verweerster], handelende onder de naam Merite Breeding. De zaak begon met een vordering van [Verweerster] tegen [Eiser] voor een bedrag van € 69.245,21, vermeerderd met contractuele rente, wegens een geschil over een overeenkomst tot levering van planten. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie de ontbinding van de overeenkomst gevorderd, met een schadevergoeding van € 33.468,75, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 2 oktober 2002 in conventie [Eiser] veroordeeld tot betaling aan [Verweerster] van € 43.993,99, en in reconventie de overeenkomst ontbonden, waarbij [Verweerster] werd veroordeeld tot betaling aan [Eiser] van € 6.194,10. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 1 april 2004 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Hierop heeft [Eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de klachten in de cassatieprocedure beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [Eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [Verweerster] zijn begroot op € 1.391,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.

Uitspraak

30 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/236HR
RM/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster], handelende onder de naam [A],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 1 maart 2002 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd [eiser] te veroordelen aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 69.245,21, te vermeerderen met de contractuele rente, subsidiair de wettelijke rente.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds in reconventie gevorderd de overeenkomst tussen partijen, voor zover deze betrekking heeft op 35.000 stuks rode Meriflame-stekken en 30.000 stuks roze Meripino-stekken, te ontbinden met veroordeling van [verweerster], voor zover in conventie daarmee nog geen rekening is gehouden, tot vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden, begroot op € 33.468,75 en te vermeerderen met de wettelijke rente, en voorts met veroordeling van [verweerster] tot vergoeding van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerster] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 18 juni 2002 een comparitie van partijen gelast, welke is gehouden op 19 juli 2002. Bij eindvonnis van 2 oktober 2002 heeft de rechtbank in conventie [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerster] van € 43.993,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en in reconventie de overeenkomst tussen partijen voor zover deze betrekking heeft op de 35.000 stuks rode Meriflame-stekken en 30.000 stuks roze Meripino-stekken ontbonden en [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 6.194,10, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 1 april 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 2 oktober 2002 bekrachtigd. Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.391,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 30 september 2005.