ECLI:NL:HR:2005:AT6833
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij verkeersongeval met minderjarig kind als duopassagier
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 11 augustus 1992, waarbij een minderjarig kind als duopassagier letselschade heeft opgelopen. De ouders van het kind hebben Univé, de aansprakelijkheidsverzekeraar, gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vorderden dat Univé hoofdelijk aansprakelijk zou worden verklaard voor de schade die hun dochter had geleden. De rechtbank wees de vorderingen af, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde dit vonnis en wees de vorderingen van de ouders toe. Univé ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of de correspondentie tussen de ouders en Univé kan worden aangemerkt als 'onderhandelingen' in de zin van artikel 10 lid 5 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM), die de verjaring van de vordering zouden hebben gestuit. De Hoge Raad oordeelde dat de correspondentie inderdaad als onderhandelingen kan worden aangemerkt, omdat uit de briefwisseling niet kon worden afgeleid dat Univé een regeling van de schade definitief uitsloot.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Univé en bevestigde de beslissing van het hof, waarbij Univé werd veroordeeld tot betaling van de schade aan de ouders en hun dochter. De kosten van het geding in cassatie werden aan Univé opgelegd, begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.