ECLI:NL:HR:2005:AT6419

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03138/04 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake verduistering door de Politierechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam, dat op 2 juni 2004 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1935 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor verduistering en kreeg een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De aanvrager heeft verzocht om herziening van deze uitspraak, stellende dat hij als penningmeester van de Vereniging [A] gerechtigd was om leningen uit de kas van de Vereniging te verstrekken, ook aan zichzelf. Hij betoogde dat, indien de politierechter hiervan op de hoogte was geweest, hij zou zijn vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de wettelijke grondslagen voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de overgelegde stukken geen steun boden voor de stelling van de aanvrager. De argumenten die in de aanvrage werden aangevoerd, werden als kennelijk ongegrond beschouwd. De Hoge Raad heeft daarom de aanvrage tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.

Uitspraak

24 mei 2005
Strafkamer
nr. 03138/04 H
AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam (nevenzittingsplaats Hilversum) van 2 juni 2004, nummer 13/0605172-03, ingediend door mr. A.W.A.P. Doesburg, advocaat te Breda namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1935, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "verduistering" veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt onder verwijzing naar bijgevoegde stukken aangevoerd dat de aanvrager in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 13 december 2002 als penningmeester van de Vereniging [A] gerechtigd was tot het verstrekken van leningen uit de kas van de Vereniging, ook aan zichzelf en dat, indien de politierechter daarmee bekend was geweest de aanvrager van de hem tenlastegelegde verduistering zou zijn vrijgesproken.
3.3. De in herziening overgelegde stukken, die onder meer inhouden dat de aanvrager als penningmeester "gezamenlijk bevoegd" was, bieden geen enkele steun aan de stelling waarop de aanvrage berust. De aanvrage moet daarom, als kennelijk ongegrond, worden afgewezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier R. Kuiper, en uitgesproken op 24 mei 2005.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.