ECLI:NL:HR:2005:AT6419
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake verduistering door de Politierechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam, dat op 2 juni 2004 was gewezen. De aanvrager, geboren in 1935 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor verduistering en kreeg een werkstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De aanvrager heeft verzocht om herziening van deze uitspraak, stellende dat hij als penningmeester van de Vereniging [A] gerechtigd was om leningen uit de kas van de Vereniging te verstrekken, ook aan zichzelf. Hij betoogde dat, indien de politierechter hiervan op de hoogte was geweest, hij zou zijn vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de wettelijke grondslagen voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de overgelegde stukken geen steun boden voor de stelling van de aanvrager. De argumenten die in de aanvrage werden aangevoerd, werden als kennelijk ongegrond beschouwd. De Hoge Raad heeft daarom de aanvrage tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.