ECLI:NL:HR:2005:AT6385

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00681/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam inzake overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager was veroordeeld voor een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een geldboete van negenhonderd euro, subsidiair achttien dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. R.G.P. van Marle, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in 1980 geboren is en in [woonplaats] woont.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Volgens artikel 457 Sv kan een herziening slechts worden gevraagd op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens het oorspronkelijke onderzoek zijn gebleken en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bewijsmiddelen bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrage tot herziening diende ook een opgave van deze bewijsmiddelen te bevatten.

De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv. De in de aanvrage gestelde omstandigheden konden niet worden aangemerkt als een beroep op de in artikel 457 Sv bedoelde omstandigheden. Daarom werd de aanvrage niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Hoge Raad de herziening niet in behandeling nam en het eerdere vonnis van de Politierechter in stand bleef.

Uitspraak

24 mei 2005
Strafkamer
nr. 00681/05 H
AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 25 mei 2004, nummer 13/030574-03, ingediend door mr. R.G.P. van Marle, advocaat te Amsterdam namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van negenhonderd euro, subsidiair achttien dagen hechtenis, alsmede tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier R. Kuiper, en uitgesproken op 24 mei 2005.
Mr. Kuiper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.