ECLI:NL:HR:2005:AT6385
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam inzake overtreding van de Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager was veroordeeld voor een overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een geldboete van negenhonderd euro, subsidiair achttien dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van negen maanden. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. R.G.P. van Marle, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in 1980 geboren is en in [woonplaats] woont.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name artikel 457 en 459. Volgens artikel 457 Sv kan een herziening slechts worden gevraagd op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens het oorspronkelijke onderzoek zijn gebleken en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bewijsmiddelen bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrage tot herziening diende ook een opgave van deze bewijsmiddelen te bevatten.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 Sv. De in de aanvrage gestelde omstandigheden konden niet worden aangemerkt als een beroep op de in artikel 457 Sv bedoelde omstandigheden. Daarom werd de aanvrage niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Hoge Raad de herziening niet in behandeling nam en het eerdere vonnis van de Politierechter in stand bleef.