ECLI:NL:HR:2005:AT6373
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beëindiging schuldsaneringsregeling en gevolgen voor faillissement
In deze zaak gaat het om een verzoeker tot cassatie, die in het kader van een schuldsaneringsregeling betrokken was bij een procedure die begon met een vonnis van de rechtbank te Zwolle op 15 januari 2002. De rechtbank had toen de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. Op 21 augustus 2003 heeft de rechtbank ambtshalve het saneringsplan vastgesteld, met een looptijd van twee jaar, eindigend op 15 januari 2004. De bewindvoerder heeft vervolgens een verificatievergadering aangevraagd, die op 17 juni 2004 plaatsvond. Tijdens deze vergadering heeft de Belastingdienst bezwaar gemaakt tegen de voortzetting van de schuldsaneringsregeling en de verlening van een schone lei aan de verzoeker.
Na behandeling van het bezwaar heeft de rechtbank op 12 juli 2004 de schuldsaneringsregeling beëindigd, met de bepaling dat de verzoeker in staat van faillissement zou verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde zou zijn gegaan. De verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 23 september 2004 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd. Het hof oordeelde dat de verzoeker toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, en dat de regeling zou eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
Tegen dit arrest heeft de verzoeker cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 september 2005 geoordeeld dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, zonder nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, E.J. Numann, F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.