ECLI:NL:HR:2005:AT6372

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/093HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had in eerste instantie niet het echtscheidingsverzoek van de man bestreden, maar had wel zelfstandig verzoeken ingediend met betrekking tot de nevenvoorzieningen. De man had op 21 mei 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam om de echtscheiding uit te spreken en om nevenvoorzieningen te treffen. De vrouw verzocht de man om zijn bankrekeningnummers en afschriften te overleggen en om de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap te effectueren.

De rechtbank heeft op 20 februari 2002 de echtscheiding uitgesproken en op 20 augustus 2003 vastgesteld dat er geen vorderingen meer tussen partijen bestonden met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw ging in hoger beroep tegen de beschikking van 20 augustus 2003, maar het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde deze beschikking op 6 mei 2004. Hierna heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw dan ook verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven.

Uitspraak

9 september 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/093HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.A. Vermeij,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. L. van Hoppe.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 21 mei 2001 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht echtscheiding tussen hem en verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - uit te spreken. Daarnaast heeft de man verzocht een aantal nevenvoorzieningen te treffen.
De vrouw heeft het echtscheidingsverzoek niet doch de verzoeken van de man omtrent de nevenvoorzieningen wel bestreden en van haar kant - voor zover in cassatie nog van belang - zelfstandig verzocht de man te gebieden om binnen een week na de in deze te wijzen echtscheidingsbeschikking zijn Amerikaanse- en Nederlandse bankrekeningnummers en de afschriften vanaf 1 januari 1998 tot de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand af te geven en de man te veroordelen over te gaan tot de scheiding en deling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap.
De man heeft de zelfstandige verzoeken van de vrouw bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 februari 2002 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bij beschikking van 20 augustus 2003 vastgesteld dat partijen terzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Tegen de beschikking van 20 augustus 2003 heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 6 mei 2004 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 9 september 2005.