ECLI:NL:HR:2005:AT6024

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/043HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Belastingdienst/Rivierenland inzake een vordering tot betaling van een bedrag met invorderingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], wonende te [woonplaats], en de Belastingdienst/Rivierenland, voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Arnhem. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Z.B. Gyömörei, was in hoger beroep veroordeeld door het gerechtshof te Arnhem om een bedrag van € 71.390,97 te betalen aan de Ontvanger. Dit bedrag was voortgekomen uit een eerdere vordering die de Ontvanger had ingesteld bij de rechtbank te Arnhem, waarbij de rechtbank op 30 november 2000 de vordering had toegewezen. De eiser had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar het hof had het vonnis van de rechtbank bevestigd en eiser in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

De eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 2.211,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door vice-president P. Neleman, waarbij de overige rechters ook aanwezig waren.

Uitspraak

10 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/043HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. Z.B. Gyömörei,
t e g e n
DE BELASTINGDIENST/RIVIERENLAND, voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst/Ondernemingen Arnhem,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploot van 21 december 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan de Ontvanger te betalen een bedrag van ƒ 174.835,--, te vermeerderen met de invorderingsrente vanaf 15 november 1999, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 november 2000 de vordering van de Ontvanger toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 28 oktober 2003 heeft het hof [eiser] veroordeeld aan de Ontvanger te betalen een bedrag van € 71.390,97, het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. F. Damsteegt, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 24 maart 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 2.211,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 juni 2005.