3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerder] is tot 20 januari 1992 enig aandeelhouder geweest van [A] B.V. De activiteiten van deze vennootschap omvatten de verhuur van onroerende zaken te [plaats A] (garage-bedrijfsruimte met bovenwoning) aan [B] B.V., de verhuur van een pompstation te [plaats B] aan [C] B.V., de belegging van vermogen en het hebben van een lijfrenteverplichting jegens [verweerder] en/of zijn echtgenote.
(ii) De aandelen in de zo-even genoemde werkmaatschappijen werden gehouden door [D] B.V., waarvan [verweerder] enig aandeelhouder was. Ook was hij enig aandeelhouder van Technische handelsonderneming I.G.A. B.V.
(iii) [Verweerder] wenste, gelet op zijn leeftijd, de activiteiten van deze ondernemingen te beëindigen. Bij gebreke van een opvolger binnen zijn familie diende hij over te gaan tot verkoop aan derden. Bij de verkoop van zijn bedrijf heeft hij zich laten bijstaan door zijn fiscaal adviseur [betrokkene 1], werkzaam bij het kantoor Coopers & Lybrand, dat vanaf het begin de fiscaal adviseur en accountant van [verweerder] en van zijn vennootschappen is geweest. [Betrokkene 1] heeft in dit verband contact gehad met [betrokkene 2] (Intereffect Financial Services B.V.). Deze heeft op zijn beurt contact gehad met [betrokkene 3].
(iv) Op 2 juli 1990 heeft [A] B.V. de garage-bedrijfsruimte met bovenwoning verkocht aan [E] B.V. Voor de behaalde boekwinst ten bedrage van ƒ 1.272.456,-- is op de balans een vervangingsreserve gevormd. In 1991 zijn het pompstation en de vergunning tot exploitatie daarvan aan Esso verkocht.
(v)In de eerste weken van 1992 heeft [A] B.V. haar schulden aan [D] B.V. en aan I.G.A. B.V. voldaan, de bovengenoemde lijfrenteverplichting overgedragen en haar effecten verkocht.
(vi) Kort voor 20 januari 1992 heeft [verweerder] de in [A] B.V. aanwezige liquide middelen overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris.
(vii) Bij akte van 20 januari 1992 heeft [verweerder] alle geplaatste aandelen in [A] B.V. voor ƒ 4.226.790,-- verkocht en geleverd aan E.H.G. Invest B.V. Bij de overdracht trad [betrokkene 3] op als gevolmachtigde van E.H.G. Invest B.V.
(viii) In de koopsom is een latente belastingschuld verdisconteerd van 15% van de vervangingsreserve ten bedrage van ƒ 190.868,--. In art. 4 onder a van de overeenkomst verklaarde E.H.G. Invest B.V. dat het niet in haar voornemen ligt de vennootschap te liquideren. Krachtens art. 4 sub e garandeerde E.H.G. Invest B.V. dat de vennootschap de vervangingsreserve binnen de daarvoor gestelde termijn zou aanwenden in overeenstemming met de fiscale regelingen dienaangaande.
(ix) Na de aandelenoverdracht is [A] B.V. vernoemd tot Presas Invest B.V. (hierna: Presas). Op 21 januari 1992 heeft E.H.G. Invest B.V. de aandelen daarvan doorverkocht en geleverd aan [F] B.V.
(x) Volgens een uitdraai uit de administratie van de belastingdienst zijn aan Presas aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd over 1991 en 1992. Presas heeft deze aanslagen niet voldaan. Hierop staat nog open ƒ 230.560,-- respectievelijk ƒ 488.751,--.
(xi) Bij kennisgeving van 21 januari 1999 heeft de Ontvanger [verweerder] aansprakelijk gesteld voor deze belastingschulden.