ECLI:NL:HR:2005:AT6015

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/188HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over herstelkosten open haard en rechtsmiddelen in civiele procedure

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.D.W. Martens, cassatie ingesteld tegen de veroordeling door de rechtbank Utrecht en het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over herstelkosten van een open haard, waarbij verweerders, vertegenwoordigd door mr. R.Th.R.F. Carli, eiseres hebben gedagvaard voor de rechtbank. De rechtbank heeft in verschillende vonnissen, waaronder een eindvonnis van 22 december 1999, eiseres veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan herstelkosten, vermeerderd met wettelijke rente. Eiseres heeft tegen deze vonnissen hoger beroep ingesteld, maar het hof heeft haar niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen eerdere vonnissen en de latere vonnissen bekrachtigd.

Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 maart 2002 het cassatieberoep verworpen. Eiseres heeft daarna opnieuw stappen ondernomen door verweerders te dagvaarden voor het gerechtshof, met het verzoek om eerdere vonnissen te vernietigen. Het hof heeft deze vordering afgewezen, waarna eiseres opnieuw in cassatie is gegaan. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaalbedrag van € 2.656,34.

Uitspraak

23 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/188HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2]
Beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli.
1. Het geding in feitelijke instanties
Thans verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploit van 11 september 1995 thans eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en haar echtgenoot [betrokkene 1] - verder te noemen: [betrokkene 1] - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd [eiseres] en [betrokkene 1], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan [verweerder] c.s. te betalen de tot herstel en verbetering van de open haard noodzakelijk uit te leggen kosten ad ƒ 11.338,75, verhoogd met de kosten van expertise ad ƒ 940,--, alsmede met de overige herstelkosten ad ƒ 1.938,75, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 1993, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] en [betrokkene 1] hebben de vordering bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 6 maart 1996 op 12 augustus 1996 gehouden comparitie van partijen heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 9 juli 1997 in de procedure tegen [verweerder] c.s. tegen [betrokkene 1] de vorderingen ten aanzien van [betrokkene 1] afgewezen en in de procedure [verweerder] c.s. tegen [eiseres] de stukken in handen van partijen gesteld met het in rov. 4.14 van haar vonnis omschreven doel. De rechtbank heeft voorts bepaald dat [verweerder] c.s. in de gelegenheid zullen worden gesteld te zijner tijd een conclusie na deskundigenbericht te nemen.
Bij derde tussenvonnis van 18 maart 1998 heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen. Na deskundigenbericht hebben [verweerder] c.s. hun eis bij akte vermeerderd en aldus gevorderd [eiseres] te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te betalen:
- de tot herstel en verbetering van de open haard noodzakelijk uit te leggen kosten ad ƒ 29.552,99;
- te verhogen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 1993, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke incassokosten ad ƒ 2.949,21.
Bij eindvonnis van 22 december 1999 heeft de Rechtbank [eiseres] veroordeeld aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 30.545,31 vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 14.217,50 vanaf 16 augustus 1993 en over ƒ 15.335,41 vanaf 9 juni 1999, beiden tot aan de dag der voldoening.
Tegen de vonnissen van de rechtbank van 6 maart 1996, 9 juli 1997, 18 maart 1998 en 22 december 1999 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 7 december 2000 heeft het hof [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de vonnissen van 6 maart 1996 en 18 maart 1998 en de vonnissen van 9 juli 1997 en 22 december 1999 bekrachtigd.
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 15 maart 2002, C01/102HR, LJN AD8187, heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van [eiseres] verworpen.
Bij exploot van 13 november 2002 heeft [eiseres] [verweerder] c.s. gedagvaard voor het gerechtshof te Amsterdam en op grond van art. 382 Rv. gevorderd te vernietigen voornoemde vonnissen van de rechtbank te Utrecht van 6 maart 1996, 9 juli 1997, 18 maart 1998 en 22 december 1999 alsmede het arrest van het hof Amsterdam van 7 december 2000. [Eiseres] heeft voorts gevorderd [verweerder] c.s. alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen, althans hen deze te ontzeggen met terugbetaling van al hetgeen op grond van voornoemde uitspraken aan [verweerder] c.s. is betaald, te vermeerderen met wettelijke rente.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden.
Bij arrest van 11 maart 2004 heeft het hof het gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 456,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 23 september 2005.