ECLI:NL:HR:2005:AT5934
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en overtreding van de Wegenverkeerswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De veroordeling betrof een gevangenisstraf van zes weken, uitgesproken na vernietiging van twee eerdere vonnissen van de Politierechter op 17 april 2003.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.K. ter Brake. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het middel van cassatie niet klaagt over een schending van artikel 359, zevende lid (oud) van het Wetboek van Strafvordering, en dat er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het middel niet tot cassatie kan leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is het arrest uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier M.T.E. van Huut.