ECLI:NL:HR:2005:AT5934

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03089/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De veroordeling betrof een gevangenisstraf van zes weken, uitgesproken na vernietiging van twee eerdere vonnissen van de Politierechter op 17 april 2003.

De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.K. ter Brake. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het middel van cassatie niet klaagt over een schending van artikel 359, zevende lid (oud) van het Wetboek van Strafvordering, en dat er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het middel niet tot cassatie kan leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is het arrest uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier M.T.E. van Huut.

Uitspraak

13 september 2005
Strafkamer
nr. 03089/04
AGJ/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 30 januari 2004, nummer 24/001043-03 en 24/001040-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van twee vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 17 april 2003 - de verdachte ter zake van (zaak A) "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder B, (oud) van de Opiumwet gegeven verbod" en (zaak B) "overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
Het middel dat niet klaagt over schending van art. 359, zevende lid (oud), Sv kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 13 september 2005.