ECLI:NL:HR:2005:AT5916
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf regulerende energiebelasting voor stichting en de vereisten daartoe
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van Stichting X te Z om teruggaaf van regulerende energiebelasting over de tijdvakken van 29 april 1999 tot 26 april 2000 en van 26 april 2000 tot 4 mei 2001. De Inspecteur had dit verzoek afgewezen, maar het Hof had de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de teruggaaf verleend. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de stichting kon worden aangemerkt als een instelling in de zin van artikel 36l, lid 11, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). De Hoge Raad benadrukte dat de wetgever niet had beoogd de teruggaafregeling van toepassing te doen zijn op instellingen die niet zelf activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard ontplooien. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de voorwaarden waaronder een stichting in aanmerking kan komen voor teruggaaf van regulerende energiebelasting. De Hoge Raad heeft hiermee duidelijk gemaakt dat enkel instellingen die zich richten op maatschappelijke, sociale of culturele activiteiten in aanmerking komen voor deze regeling. De zaak benadrukt ook het belang van de statuten van de stichting en de activiteiten die zij ontplooit in relatie tot de fiscale wetgeving.