ECLI:NL:HR:2005:AT5907
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Onbegrijpelijk bewijsoordeel inzake inkomstenbelasting en drugsgerelateerde activiteiten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 september 2003, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Belastingdienst had een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de Inspecteur was verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 312.334. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in zijn uitspraak onvoldoende motivering heeft gegeven voor het vermoeden dat belanghebbende in 1996 betrokken was bij drugsgerelateerde activiteiten. Het Hof had geen specifieke omstandigheden uiteengezet die dit vermoeden konden rechtvaardigen. De Hoge Raad stelt vast dat de enkele strafrechtelijke veroordelingen van belanghebbende voor drugsdelicten in 1992 en 1997, en andere niet-onderbouwde aanwijzingen, niet voldoende zijn om het vermoeden van inkomsten uit drugsactiviteiten in 1996 te onderbouwen.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan belanghebbende. De Hoge Raad benadrukt dat de motivering van het Hof niet voldeed aan de eisen van begrijpelijkheid en dat de zaak opnieuw beoordeeld moet worden met inachtneming van dit arrest.