ECLI:NL:HR:2005:AT5882
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Herziening voorbelasting en communautair vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel in de omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2005 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van de gemeente Leusden tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998. De gemeente Leusden had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, waarbij de vraag centraal stond of de afschaffing van het recht om te kiezen voor belastingheffing over de verhuur van onroerende goederen in strijd was met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar een eerdere prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waarin werd vastgesteld dat lidstaten rekening moeten houden met het gewettigd vertrouwen van belastingplichtigen bij wijzigingen in de belastingwetgeving.
De Hoge Raad oordeelde dat de afschaffing van het wettelijk kader, waar de belastingplichtige op had vertrouwd, geen schending van het gemeenschapsrechtelijk gewettigd vertrouwen vormde, mits er geen sprake was van misbruik. De Hoge Raad heeft de middelen van de gemeente Leusden verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Tevens werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de toepassing van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken.