ECLI:NL:HR:2005:AT5840
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Oordeel over redelijke termijn en verjaring in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een verdachte die in Frankrijk is geboren en ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'De Berg' te Arnhem. De Hoge Raad heeft zich gebogen over twee belangrijke juridische kwesties: de redelijke termijn van de procedure en de verjaring van de strafbare feiten.
Ten eerste heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er sprake kan zijn van overschrijding van de redelijke termijn indien het Openbaar Ministerie (OM) niet de nodige voortvarendheid heeft betracht bij de betekening van een verstekmededeling. In dit geval was de verdachte gedurende een lange periode niet ingeschreven in de basisadministratie, waardoor het OM niet in staat was om hem tijdig te bereiken. De Hoge Raad concludeert dat de vertraging niet aan het OM kan worden toegerekend, aangezien zij actief hebben geprobeerd de verdachte op te sporen.
Ten tweede heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er gedurende zes jaren voorafgaand aan de betekening van het verstekarrest geen enkele daad van vervolging is verricht. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verjaringstermijn voor de schuldheling, zoals bepaald in artikel 70, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, was vervuld. De Hoge Raad heeft het OM in zoverre ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd voor wat betreft de beslissingen over de strafoplegging en de vervolging van het meer subsidiair tenlastegelegde feit, en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van de strafoplegging. Het beroep is voor het overige verworpen.