3.2. Het Hof heeft in het bestreden arrest onder het hoofd 'Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde' overwogen:
"De verdachte had een geschil met de door hem op 19 november 2001 neergeschoten mannen over de ver-deling van de opbrengst, ƒ 45.000, van een samen uitgevoerde oplichting, waarvan de verdachte meer had vergokt dan hem toekwam volgens de afspraak tussen de oplichters. Een getuige heeft dit van de verdachte, een andere getuige van een slachtoffer gehoord (zie blzz. 605 e.v. en 386 van het proces-verbaal van de politie). Op de ochtend voor de schietpartij hebben de beide anderen in een bespreking met de verdachte in een café aangedrongen op nakoming van de afspraak door de verdachte. Deze heeft later op die dag met hen een afspraak gemaakt voor die avond op een plein waarvan mocht worden verwacht dat het dan zou zijn verlaten op een novemberavond. Voor het maken van deze afspraak heeft hij geen reden gegeven. Niets wijst op een wijziging van omstandigheden die hem inmiddels in staat had gesteld alsnog de financiële afspraak na te komen.
De verdachte is met een geladen pistool naar de voorgenomen ontmoeting op het plein gegaan. Een andere reden voor deze afspraak dan het voornemen de beide anderen uit de weg te ruimen, tenzij dezen zouden afzien van hun aanspraken op geld uit de oplichting, wat nauwelijks was te verwachten na het gesprek op die ochtend, ligt niet voor de hand.
De latere slachtoffers hadden kennelijk niet zo'n voornemen, wat het hof ook afleidt uit het in de buurt rondwandelen van de door hen meegenomen broers [betrokkene 1 en 2] zonder dat dezen scherp hebben gelet op het verloop van de bespreking op het plein.
Dat de verdachte als eerste heeft geschoten betwist niemand. Er is niet de minste aanwijzing in het dossier te vinden dat hij toen zou zijn bedreigd, anders dan misschien met woorden. Integendeel, het eerste schot van de verdachte was gericht op [slachtoffer 2], naar het lijkt op diens rug. Dit wijst erop dat de verdachte de gelegenheid heeft afgewacht om [slachtoffer 2], die als vooraanstaand kickbokser een zeer goed reactievermogen moet hebben gehad, als eerste te doden, waarna hij vele schoten heeft afgevuurd op [slachtoffer 1], waarvan eenmaal met het wapen tegen diens lichaam en meermalen nadat [slachtoffer 1] was gevallen. Uit de beschreven gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte met dat opzet naar de afspraak op het plein is gegaan en ook dat hij tijdens het wachten op een ogenblik van onoplettendheid van [slachtoffer 2], de vooropgezette bedoeling heeft gehad [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te vermoorden en dus na kalm beraad en rustig overleg gericht op hen heeft geschoten.
Geen van de getuigenverklaringen wijst op een ander verloop van de schietpartij; dat sommigen eerst twee schoten hoorden en kort daarna meer schoten, kan zijn veroorzaakt door een dubbeltelling van het eerste schot als gevolg van echo. Ook de lezing die door getuigen wordt toegeschreven aan de personen die de verdachte naar de afspraak op het plein hadden vergezeld en die op vrij grote afstand toekeken, wijkt niet af (blz. 617 van het proces-verbaal en de via rechtshulp uit Bulgarije ontvangen verklaring van [betrokkene 3], omstreeks blz. 4). Het hof sluit niet uit dat na het neerschieten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op de verdachte is geschoten door [betrokkene 1], maar in dat geval heeft deze uit noodweer gehandeld, zodat het schot van de verdachte op [betrokkene 1] hoe dan ook wederrechtelijk is geweest."