ECLI:NL:HR:2005:AT5722
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie over moord en bewijs van doodsoorzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder veroordeeld voor moord en het verbergen van een lijk, met een gevangenisstraf van twintig jaar. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het beroep in cassatie dat door de verdachte was ingesteld. De advocaat van de verdachte, mr. A.A. Franken, had middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep.
De kern van de zaak betreft de vraag of de bewezenverklaring van de doodsoorzaak voldoende steun vond in de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof had vastgesteld dat het slachtoffer door verstikking om het leven was gekomen, maar ook dat de dood mogelijk door ander geweld was veroorzaakt. De Hoge Raad oordeelde dat de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder een bloedspoor in de auto van de verdachte, voldoende basis boden voor de alternatieve doodsoorzaak die door het hof was aangenomen. De Hoge Raad concludeerde dat het feit van algemene bekendheid is dat geweld tegen vitale lichaamsdelen kan leiden tot dodelijke verwondingen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat de klachten in de cassatieprocedure niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak van het hof. De beslissing van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de verdachte door het hof.