ECLI:NL:HR:2005:AT5714

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/114HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake cassatie door [Eiseres] tegen [Verweerder 1] en [Verweerster 2] over ontbinding van overeenkomst en vorderingen in vrijwaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [Eiseres] tegen [Verweerder 1] en [Verweerster 2]. De zaak had zijn oorsprong in een geschil over de ontbinding van een overeenkomst tussen [Eiseres] en [A] B.V., waarbij [Eiseres] werd gedagvaard door [A] B.V. voor de rechtbank te Amsterdam. [A] B.V. vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomst was ontbonden wegens ernstige tekortkomingen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de vordering tot oproeping in vrijwaring van [Verweerder 1] en [Verweerster 2] toegewezen, waarna [Eiseres] hen in vrijwaring heeft gedagvaard. De rechtbank heeft in een vonnis van 12 september 2001 de vorderingen van [Eiseres] afgewezen en de vordering van [Verweerster 2] in reconventie toegewezen. Hierop heeft [Eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 6 november 2003 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, met uitzondering van de verhoging van de wettelijke rente die is afgewezen. Tegen dit arrest heeft [Eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, waarbij de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft [Eiseres] bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 juni 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/114HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink,
e n
2. [Verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F. Damsteegt.
1. Het geding in feitelijke instanties
[A] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen: [A], heeft bij exploot van 11 maart 1996 thans eiseres tot cassatie tezamen met [B] B.V. en [betrokkene 1], gevestigd respectievelijk wonende te [plaats] - verder allen tezamen in enkelvoud te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de in alinea 2 van het lichaam van deze dagvaarding genoemde overeenkomst tussen [A] en [eiseres] bij brief van de advocaat van [A] van 5 december 1995 is ontbonden op grond van ernstige en toerekenbare tekortkomingen, althans die overeenkomst op die grond alsnog te ontbinden;
II. [eiseres] hoofdelijk te veroordelen des dat door betaling van de een de anderen zullen zijn bevrijd om aan [A] te betalen (a) een bedrag van ƒ 144.525,--, (b) ƒ 230.000,--, vermeerderd met ƒ 5.000,-- per week met ingang van 8 maart 1996, (c) ƒ 100.000,--, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente, (d) de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van ƒ 14.265,-- (inclusief omzetbelasting), (e) de kosten van de ten laste van [eiseres] gelegde beslagen en (f) de kosten van het geding.
[Eiseres] heeft een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van thans verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verweerder 1] en [verweerster 2] - genomen.
Na referte van de kant van [A] heeft de rechtbank bij vonnis van 10 juli 1996 de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring toegewezen en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
[eiseres] heeft bij exploot van 5 augustus 1996 [verweerder 1] en [verweerster 2] in vrijwaring gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd [verweerder 1] en [verweerster 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiseres] in vrijwaring al datgene te betalen waartoe [eiseres] als gedaagde in de hoofdzaak ten behoeve van [A] mocht worden veroordeeld, met veroordeling van hen in de kosten van het geding in de hoofdzaak en in deze vrijwaring, die van het beslag daaronder begrepen.
[Verweerder 1] en [verweerster 2] hebben de vordering in vrijwaring bestreden en [verweerster 2] heeft in reconventie de veroordeling van [eiseres] gevorderd tot betaling van een bedrag van ƒ 32.294,88, te vermeerderen met de wettelijke rente plus 2% althans de wettelijke rente vanaf 1 mei 1995 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 september 2001 in conventie de vorderingen van [eiseres] tegen [verweerder 1] en [verweerster 2] afgewezen en in reconventie de vordering van [verweerster 2] tegen [eiseres] toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 6 november 2003 heeft het hof in de zaak van [eiseres] tegen [verweerder 1] het bestreden vonnis bekrachtigd. In de zaak van [eiseres] tegen [verweerster 2] heeft het hof het bestreden vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, doch uitsluitend voor zover [eiseres] daarbij in reconventie is veroordeeld tot een verhoging van de wettelijke rente van twee procent, vernietigd en die verhoging alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder 1] en [verweerster 2] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] en [verweerster 2] begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 17 juni 2005.