ECLI:NL:HR:2005:AT5523

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/158HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over pensioenverlies en vroegpensioenregeling in de zaak tussen eiser en Koninklijke KPN N.V.

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Thunnissen, Koninklijke KPN N.V. gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde compensatie voor pensioenverlies als gevolg van het niet nakomen van een pensioengarantie door KPN, en daarnaast vergoeding voor schade door een voortijdig ontslag. De vorderingen omvatten zowel primaire als subsidiaire eisen, waaronder de betaling van een geldsom en het realiseren van volledige pensioenopbouw. De kantonrechter wees de vorderingen af, waarna eiser in hoger beroep ging bij het gerechtshof, dat het vonnis bevestigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade, die tot verwerping van het beroep strekte, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. Het arrest is uitgesproken op 16 september 2005.

Uitspraak

16 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/158HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
KONINKLIJKE KPN N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 28 maart 2002 verweerster in cassatie - verder te noemen: KPN - gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, KPN te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
I primair:
a. tot compensatie over te gaan van het door [eiser] geleden pensioenverlies door het onterecht niet nakomen van de aan hem verleende pensioengarantie alsmede ter compensatie van het nadeel dat [eiser] heeft geleden door het voortijdige, door hem niet gewenste en voor hem disproportioneel nadelige ontslag, door betaling van een geldsom ineens, op door [eiser] nader aan te geven wijze, waarmee [eiser] een voorziening kan treffen waardoor hij van 62 jarige (1 september 2007) tot 65 jarige leeftijd alsnog een uitkering kan genieten die gelijk is aan de VUT-uitkering die hem gegarandeerd is, te weten 80% (inclusief indexatie tot 1 september 2007) van het laatstgenoten salaris;
b. tot betaling van de wettelijke verhoging op grond van art. 7:625 BW over het sub a. gevorderde;
c. tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening over het sub a. en b. gevorderde;
II subsidiair:
a. te verklaren voor recht dat de VUT-regeling van KPN, althans de garantieregeling welke gold voor [eiser] na invoering van de vroegpensioenregeling, een vroegpensioenregeling betreft waarop de PSW van toepassing is;
b. KPN te veroordelen alsnog volledige pensioenopbouw op basis van haar vroegpensioenregeling voor [eiser] te realiseren door hem hiervoor aan te melden als deelnemer aan het bij het KPN Pensioenfonds, en door tegen behoorlijk bewijs van kwijting de premies c.q. koopsommen te betalen welke nodig zijn om voor [eiser] pensioen te verzekeren inclusief eventueel opgelopen rente- en koersverliezen, die nodig zijn om alsnog vroegpensioen te verzekeren op basis van de vroegpensioenregeling van KPN;
c. [eiser] een verzekeringsbewijs te verschaffen waaruit blijkt dat het onder b. en c. gevorderde correct is uitgevoerd,
het onder b. en c. genoemde op straffe van een dwangsom van € 300,-- voor elke dag of een gedeelte daarvan waarop KPN in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
III primair en subsidiair:
tot betaling van de kosten van deze procedure.
KPN heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 28 augustus 2002 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 20 februari 2004 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
KPN heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van KPN begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 16 september 2005.