ECLI:NL:HR:2005:AT5517
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Huwelijksgoederenregime en toepasselijk recht in internationale context
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap. De man, eiser tot cassatie, had de vrouw, verweerster in cassatie, gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam met de vordering om te verklaren dat op het huwelijksgoederenregime Nederlands recht van toepassing is. De vrouw betwistte dit en stelde dat Duits recht van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat Nederlands recht van toepassing was en de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld moest worden. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank. De man stelde cassatie in, waarbij hij onder andere aanvoerde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat hij zijn recht had verwerkt om in hoger beroep te komen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet deugdelijk had gemotiveerd dat de man de stelling van de vrouw over de overdracht van aandelen aan haar moeder niet had weersproken. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de complexiteit van internationale huwelijksgoederengemeenschappen en de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in dergelijke zaken.