ECLI:NL:HR:2005:AT5480
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de heffingsgrondslag van de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de voorlopige aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor het jaar 1999, waarbij de heffingsgrondslag door de Inspecteur was vastgesteld op ƒ 55.000. Na bezwaar van de belanghebbende, die directeur-grootaandeelhouder was van A B.V. en recht had op een wachtgelduitkering van de gemeente Q, heeft het Hof de aanslag verminderd tot ƒ 3.090. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat bij het bepalen van de franchise voor de premieheffing ook het wachtgeld dat de belanghebbende rechtens toekwam, maar niet volledig was uitbetaald, in aanmerking moest worden genomen. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever met de franchise heeft beoogd te voorkomen dat over hetzelfde inkomen zowel premie voor de WAO als premie voor de WAZ wordt geheven. Dit betekent dat alleen het feitelijk uitbetaalde wachtgeld in aanmerking mag worden genomen bij het vaststellen van de franchise.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. De zaak is openbaar uitgesproken op 13 mei 2005, waarbij de vice-president en vier raadsheren aanwezig waren.