ECLI:NL:HR:2005:AT5472

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38608
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over boete wegens niet-tijdige aangifte vennootschapsbelasting en de toepassing van verzuimen onder oud recht

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin de boetebeschikking van de Inspecteur werd behandeld. De belanghebbende, X B.V., had haar aangifte voor de vennootschapsbelasting over het jaar 1999 niet tijdig ingediend, ondanks een aanmaning die medio juni 2000 was verzonden. Bij de vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting werd een boete van ƒ 150 opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte. De belanghebbende was in haar bezwaar tegen deze boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard door de Inspecteur, maar het Hof heeft deze uitspraak vernietigd en de belanghebbende alsnog ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.

Het Hof oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de beleidsregel die het meetellen van eerdere verzuimen onder het oude recht mogelijk maakte, in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De belanghebbende stelde dat het niet rechtvaardig was dat een verzuim uit een eerder jaar meetelde voor de verzuimenreeks, wat zou kunnen leiden tot een zwaardere straf dan die welke gold ten tijde van het begaan van het verzuim.

De Hoge Raad heeft de klacht van de belanghebbende verworpen. De Raad oordeelde dat het meetellen van eerdere verzuimen niet betekent dat de boete voor een later verzuim deels is toe te rekenen aan een verzuim dat onder het oude recht is begaan. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.

Uitspraak

Nr. 38.608
13 mei 2005
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 juli 2002, nr. 01/00482, betreffende na te melden boetebeschikking.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is gelijktijdig met de vaststelling van een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 een boete van ƒ 150 wegens niet-tijdige aangifte opgelegd.
Belanghebbende is in haar bezwaar tegen de boetebeschikking bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, belanghebbende alsnog ontvankelijk verklaard in haar bezwaar, het beroep in zoverre gegrond verklaard en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft haar aangiftebiljet betreffende de vennootschapsbelasting 1999 niet ingediend binnen de termijn die was gesteld in de medio juni 2000 verzonden aanmaning. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting heeft de Inspecteur aan belanghebbende een boete opgelegd van ƒ 150 wegens het niet tijdig doen van aangifte. Hij is daarbij uitgegaan van een tweede verzuim in de zin van paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB 1998). Ook voor het jaar 1995 was de aangifte niet tijdig gedaan.
3.2. Paragraaf 46, lid 3, van het BBBB 1998 luidt: "Voor het bepalen van het aantal verzuimen als bedoeld in de paragrafen 21 en 23 van dit Besluit, worden mede in aanmerking genomen, de verzuimen die zijn begaan onder het oude recht." Belanghebbende herhaalt in cassatie haar eerder voor het Hof ingenomen stelling dat deze beleidsregel in strijd is met artikel 7, lid 1, EVRM en artikel 15, lid 1, IVBPR. Ingevolge die bepalingen mag geen zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
3.3. Het Hof heeft die stelling terecht verworpen, daar die stelling berust op een onjuiste opvatting. Dat een verzuim dat is begaan onder het oude recht meetelt voor de verzuimenreeks houdt, anders dan belanghebbende meent, niet in dat een boete voor een in een later jaar gepleegd verzuim deels is toe te rekenen aan het verzuim dat is begaan onder het oude recht. De aangevoerde klacht faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.