ECLI:NL:HR:2005:AT5158

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/192HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid op grond van de Invorderingswet 1990

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiseres], vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, en de Ontvanger van de Belastingdienst/Noord Holland, kantoorhoudende te Hoorn, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Schenck. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van [Eiseres] op basis van de Invorderingswet 1990. De Ontvanger had [Eiseres] gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd dat [Eiseres] aansprakelijk zou worden gesteld voor naheffingaanslagen. De rechtbank heeft de vordering van de Ontvanger toegewezen, waarna [Eiseres] in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarop [Eiseres] cassatie heeft ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de klachten van [Eiseres] in de cassatieprocedure beoordeeld. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de vordering van de Ontvanger in cassatie bevestigd en het beroep van [Eiseres] verworpen. Tevens is [Eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 september 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/192HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/NOORD HOLLAND, KANTOOR HOORN, voorheen de Ontvanger van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Hoorn,
kantoorhoudende te Hoorn,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ontvanger - heeft bij exploot van 22 september 2000 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [eiseres] primair op grond van art. 34 van de Invorderingswet 1990 (hierna Iw), subsidiair op grond van art. 35 Iw aansprakelijk is voor de onder 1 van de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde naheffingaanslagen, voor zover zij daarvoor bij beschikking van 16 juni 2000 aansprakelijk is gesteld, verhoogd met invorderingsrente vanaf 31 maart 1998 tot de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
Bij conclusie van repliek heeft de Ontvanger de subsidiaire grondslag van zijn eis, de aansprakelijkheid op grond van art. 35 Iw, ingetrokken.
De rechtbank heeft bij vonnis van 11 juli 2002 de vordering van de Ontvanger toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 18 december 2003 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het anticipatie-exploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 9 september 2005.